- come
- v. komen; aankomen; tot een oplossing komen; eindigen, tot bevrediging komencome1[ kum] 〈zelfstandig naamwoord〉 〈vulgair〉1 sperma ⇒ geil————————come2〈werkwoord; came [keem], come [kum]〉1 komen ⇒ naderen, nader(bij) komen2 aankomen ⇒ arriveren3 beschikbaar zijn ⇒ verkrijgbaar zijn, aangeboden/geproduceerd worden4 verschijnen5 meegaan6 gebeuren7 staan ⇒ komen, gaan8 zijn9 beginnen ⇒ gaan, worden10 (een bepaalde) vorm aannemen11 〈vulgair〉klaarkomen 〈orgasme〉♦voorbeelden:1 in the time to come • in de toekomstthe time will come when … • er komt een tijd dat …in the years to come • in de komende jarenshe came running • ze kwam aangerendcome and go • heen en weer lopen; 〈figuurlijk〉komen en gaancome aboard • aan boord komen2 the goods have come • de goederen zijn aangekomenthe train is coming • de trein komt eraanI'm coming! • ik kom eraan!〈spreekwoord〉 first come, first served • die eerst komt, eerst maalt3 this costume comes in two sizes • dit mantelpak is verkrijgbaar in twee maten4 that news came as a surprise • dat nieuws kwam als een verrassing5 are you coming? • kom je mee?6 come what may • wat er ook moge gebeuren(now that I) come to think of it • nu ik eraan denk〈informeel〉 how come? • hoe komt dat?, waarom?7 my job comes before everything else • mijn baan gaat vóór alles8 it comes cheaper by the dozen • het is goedkoper per dozijnit comes rather easy • het is nogal gemakkelijk9 the buttons came unfastened • de knopen raakten loscome loose • loskomen, losgaanit has come to be used wrongly • men is het verkeerd gaan gebruikencome to believe • tot de overtuiging komencome to know someone better • iemand beter leren kennen¶ 〈informeel〉 three years come Christmas • over drie jaar met Kerstmisthe life to come • het leven in het hiernamaals〈informeel〉 come Saturday • aanstaande zaterdag〈informeel〉 he'll be eighteen come September • hij wordt achttien in septembershe doesn't know whether she is coming or going • ze is de kluts kwijtcome home to roost • zich keren tegen (de aanstichter), zich wrekencome now! • kom, kom!, zachtjes aan!come home to someone • tot iemand doordringencome near to tears • bijna in tranen uitbarstencome together • het eens worden, een geschil bijleggencome near doing something • iets bijna doen→ come aboutcome about/, come acrosscome across/, come aftercome after/, come againcome again/, come alongcome along/, come apartcome apart/, come aroundcome around/, come atcome at/, come awaycome away/, come backcome back/, come beforecome before/, come betweencome between/, come bycome by/, come downcome down/, come forcome for/, come forwardcome forward/, come fromcome from/, come income in/, come intocome into/, come ofcome of/, come offcome off/, come oncome on/, come outcome out/, come overcome over/, come roundcome round/, come throughcome through/, come tocome to/, come undercome under/, come upcome up/, come uponcome upon/
English-Dutch dictionary. 2013.